De eerste vaart
1 februari | Een gezelschap van een natuurorganisatie wilde een stuk het wad op. Vrijdag was het stralend weer, het was wel een gemartel om uit de haven te komen want er lag veel ijs. Op vrijdagochtend hadden de garnalenschepen de haven al behoorlijk los gemaakt, maar aan de Oostkade lag nog een dik pak ijs waar je bijna overheen kon lopen.
Eenmaal buiten de haven was het mooi zonnig weer en er zaten duizenden scholeksters net om de hoek van de haven richting het Schor. In het visjagersgaatje lagen veel zeehonden, meer dan anders en vlak tegen het vaarwater aan. Toen we eenmaal midden op het wad waren, een stuk de Texelstroom op, werd het mistig en niet z’n klein beetje ook. Zicht van minder dan 50 meter, potdicht dus, dan kan je eigenlijk niks meer. Niet wadlopen en ook geen vogels spotten. We wilden graag de ijseend zien richting de Westkom, dat legt hemelsbreed tussen Wieringen en Terschelling in. In het scheurrak onderweg naar de Westkom liepen we in een ijsveld, daar zijn we achteruit maar weer uitgevaren want je weet niet hoe groot zo’n veld is en hoe dik het ijs wordt. Deze ijsmassa’s komen van de droge platen af, “de waardgronden”.
Op de terugreis hebben we onder de afsluitdijk enorme groepen toppereenden gezien, zoveel dat het wel eilanden leken, maar het was vertekend door dat slechte zicht.
Ook met dit weer en omstandigheden is het Wad mooi.